Carry van Bruggen (1881-1932) 

Caroline Lea de Haan werd op 1 januari 1881 in Smilde te Drente geboren. Later maakt ze onder de schrijversnaam Carry van Bruggen naam in de Nederlandse literatuur. Ze brengt haar jeugd door in Zaandam en is thuis een van zestien kinderen. Haar vader is een streng joodsorthodox godsdienstleraar. 

In Zaandam volgt Carry van Bruggen de ulo-school en leert door voor het onderwijs. In oktober 1900 vestigt ze zich als onderwijzeres in Amsterdam. Via haar broer Jacob Israël de Haan, die in Amsterdam rechten studeerde en later in opspraak raakt door zijn homoseksuele roman Pijpelijntjes (1904), komt ze in contact met vele studenten en artiesten. Ook ontmoet ze journalist Kees van Bruggen, waarmee ze in 1904 trouwt. Kees van Bruggen is tot die tijd redacteur bij Het Volk. Kort na het huwelijk vertrekken ze samen naar Indië, waar Kees hoofdredacteur van de Deli-Courant wordt. Voor dezelfde krant schrijft Carry recensies en columns. Het vertrek naar de kolonie heeft een reden: Kees van Bruggen verlaat voor Carry zijn eigen vrouw. Bang voor de gevolgen van het schandaal lijkt Indië een mooie oplossing. 

In de jaren dat zij samen in Delhi wonen krijgen Kees en Carry twee kinderen, maar het is geen gelukkig huwelijk. Uiteindelijk keren zij in 1907 naar Amsterdam terug. Datzelfde jaar debuteert Carry van Bruggen met de verhalenbundel In de schaduw waarin zij terugblikt op haar kinderjaren. Ze is dan nog duidelijk beïnvloed door het naturalisme van Zola. Nadat zij twee boeken schrijft over haar Indische ervaringen, Goenong-Djatti (1909) en Een Badreisje in de tropen (1909), raakt Van Bruggen in 1910 pas echt bekend als auteur van de roman De Verlatene, waarin zij een beklemmende schildering geeft van het joodse milieu.

Met de publicatie van Heleen (1913) komt de eerste serieuze erkenning. Volgens Frans Coenen, de vijftien jaar oudere schrijver en criticus met wie Carry tijdens haar huwelijk een intieme relatie onderhoudt, was dit haar eerste echte boek. Met Heleen zou zij haar werkelijke identiteit openbaren, “voor het eerst zich aan zichzelf en de wereld”. In de Eerste Wereldoorlog werkt Van Bruggen hard aan een filosofisch werk: Prometheus. Het boek verschijnt in 1919, maar ontvangt nauwelijks waardering. Na enkele jaren wordt het onverkocht tot pakpapier verwerkt. Menno ter Braak erkent later zeer door het boek te zijn geïnspireerd. 

In 1920 trouwt Carry met de eenentwintig jaar oudere kunsthistoricus Adriaan Pit. Het is dit keer wel een gelukkig huwelijk. In de verhalenbundels Het huisje aan de sloot (1921), Avontuurtjes (1922) en Vier jaargetijden (1924) maakt de eenzaamheid plaats voor een milde toon.

Met Hedendaags Fetisjisme (1925) geeft Van Bruggen in vervolg op Prometheus haar visie op taal en literatuur. Een jaar eerder, in 1924, is haar broer Jacob Israël de Haan in Palestina vermoord. Drie jaar na diens dood brengt Carry van Bruggen de zeer autobiografische roman Eva uit. Het is haar laatste roman, waarin de dood van haar broer duidelijk in terug te vinden is. Tijdens een lezing die ze geeft op 3 april 1928 in Bussum stort ze in. Dat is het begin van een vier jaar durende depressie die haar van de ene psychiatrische inrichting naar de andere voert. 

Op 14 november 1932 neemt Carry van Bruggen een overdosis slaapmiddelen. Zonder bij te komen overlijdt ze twee dagen later, woensdag 16 november. Carry van Bruggen is begraven op het protestantse kerkhof op de Sint-Jansheuvel te Laren.

Meer over het leven van Carry van Bruggen:
 Annie Salomons over Carry van Bruggen uit Herinneringen uit den ouden tijd (aan schrijvers die ik persoonlijk heb gekend) - (1957)
 Biografie van de hand van W. Otterspeer, het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (ING)
 Biografie van de hand van G.J. van Bork, digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (dbnl)